Beeldkwaliteitplan vml klooster Cadier en Keer

Het voormalige kloostercomplex “Zusters van Barmhartigheid” gelegen aan de Rijksweg te Cadier en Keer heeft een rijke historie. In 2006 verloor het kloostercomplex haar functie en sindsdien is het in afwachting van haar nieuwe bestemming. Poort van Margraten BV heeft het initiatief genomen om het klooster met zijn omgeving te herontwikkelen waardoor een stuk cultureelhistorisch erfgoed behouden kan blijven. Het herontwikkelingsplan gaat uit van handhaving c.q. renovatie van de gemeentelijke monumenten en het amoveren van enkele niet monumentale bouwwerken. Naast het bestemmingsplan voorziet het beeldkwaliteitplan, als aanvullend welstandscriterium, in regels voor het bouwen met als doel de toekomstige ruimtelijke kwaliteit van het gebied te waarborgen. Om een homogeen plan te kunnen ontwikkelen zijn er een aantal criteria opgesteld die behalve op de twee vrije sector bouwkavels ook van toepassing zijn op het totale plan.
opdrachtgever
Poort van Margraten BV
locatie
Rijksweg 8-18 Cadier en Keer
ontwerp
2011 i.s.m. HVN Architecten
uitvoering
n.v.t.
Ondanks de ligging aan de provinciale weg, heeft het kloostercomplex een vrij rustig en besloten karakter. Het nieuwe stedenbouwkundig ontwerp is gebaseerd op een aantal uitgangspunten die met name betrekking hebben op de aanwezige bebouwingselementen, de achterliggende natuur- en landschapselementen en de reeds aanwezige geluidswallen. Het totaalensemble biedt mede hierdoor een hoge mate van privacy en geborgenheid. De aanwezige landschapselementen binnen het projectgebied zullen worden gehandhaafd. Daarnaast wordt de relatie met de achterliggende natuur versterkt en wordt de formele kloostertuin hersteld. Uit een inventarisatie van de aanwezige bebouwing is gebleken dat enkele gebouwen van onvoldoende of slechte kwaliteit zijn en derhalve gesloopt dienen te worden.
De introductie van de woon- en of zorgfunctie zal een positieve impuls geven aan het woon- en leefklimaat. Zo zal naar verwachting de sociale veiligheid in het gebied toenemen door ook aan deze zijde van de locatie voor woningbouw te kiezen. Daarnaast blijft door de situering van de blokken de doorkijk naar het achterliggende landschap bestaan. Ook de twee vrijstaande woningen maken, ondanks dat ze op enige afstand van de overige bebouwing zijn gelegen, onderdeel uit van het voormalige kloostercomplex. Deze twee bouwkavels sluiten aan op het totaal en ook voor deze woningen geldt dat door de gekozen situering de doorkijk naar het achterliggende landschap blijft bestaan.

Op de locatie van de voormalige boerderij met stallen worden twee vrije sector bouwkavels gerealiseerd. In het beeldend concept is de bebouwingstypologie van deze woningen geïnspireerd op de landelijke regionale architectuur die men in het Limburgse heuvelland aantreft. De twee te realiseren woningen maken zich los van de introvertere volumineuze kloosterenclave. De vrije sectorwoningen op deze bouwkavels worden als incidenten geplaatst in het landschap en zijn ondergeschikt aan de omgeving. Eén gevel van de te realiseren woningen dient te grenzen aan de contour van het bouwvlak waardoor een hoekverdraaiing tussen beide woningen ontstaat.

De woningen zullen worden gekenmerkt door een eerlijk en natuurlijk materiaalge-bruik zoals in de directe omgeving aanwezig is. De architectuur dient ingetogen, functioneel en afleesbaar te zijn. De woningen bevatten maximaal drie woonlagen en een prominent vormgegeven kap. Het ontwerp van de woning dient in te spelen op de oriëntatie, vergezichten en de geaccidenteerdheid van het landschap. De inrichting van het perceel dient naadloos aan te sluiten op het omliggende landschap. Als erfafscheiding dienen natuurlijke hagen toegepast te worden zoals we die in het omliggende landschap aantreffen bij boerderijen en dorpse woningen.

Uitgangspunten voor de architectonische vormgeving van de bebouwing zijn vastgelegd op beeldend, fysiek en identiteitsniveau. Het vertrekpunt voor de vormgeving ligt in de beeldende dimensie van het beoogde type: boerenwoonhuis of kap-schuur. Het ontwerpproces van bewerkingen zal leiden tot de gewenste identiteit, waarin de architect zijn/haar handschrift dient te leggen en op die wijze een eigen vertaling geeft van het beoogde type. Te allen tijde moeten de vrijstaande woningen voldoen aan het vigerende bestemmingsplan. Daarin is o.a. opgenomen dat er op beide bouwkavels een maximale goothoogte van 7,5 m is toegestaan, met een totale bouwhoogte van 10,5 m. Per perceel is een maximaal bebouwingspercentage van 38% toegestaan. De bebouwing dient minimaal met één gevel in de contour van het bouwvlak te worden gesitueerd met een minimale afstand van 7,5 m tussen de beide bouwblokken. De onderstaande materialen en erfafscheidingen gelden als uitgangspunt voor de beeldkwaliteit; daarbij is uitstraling van het beeld, kleur en duurzaamheid van belang.